Stevig klem ik haar hoofd in mijn handen. Kordaat buig ik mijn hoofd naar haar toe en ik zuig, zo hard ik kan.
Terwijl ik zuig legt ze haar hoofd in haar nek alsof ze de aanraking van mijn lippen als een hemels genot ervaart.
Niets is minder waar.
Mijn vriendin is tijdens het motorrijden, onder haar helm, in haar kin gestoken. Vermoedelijk door een wesp.
Ik zuig nog een laatste keer en spuug op het asfalt.
Het was een zonnige dag, we reden binnendoor over de dijk. Een stel op elektrische unisex fiets mindert vaart en aanschouwt het, in hun ogen waarschijnlijk, ‘schorriemorrie-tafereel’.
Inmiddels heeft de kin van mijn vriendin een reusachtige vorm aangenomen. De zwelling breidt zich in rap tempo uit richting haar keel dus we besluiten naar de dichtstbijzijnde spoedeisende hulp te rijden. Met moeite wurmt ze zich weer in haar helm.
Het past net.
De receptioniste schiet bij ons binnentreden meteen uit haar stoel. Als mijn vriendin ondanks haar gevoelloze kin, tandvlees en onderlip zo duidelijk mogelijk probeert uiteen te zetten wat er zich zojuist op de dijk heeft voorgedaan, antwoordt de vrouw aan de andere kant van het glas: “Is je onderkaak uit de kom?!”
Ik kan het niet langer aanzien en schiet haar te hulp. Wanneer ik zeg dat de voluptueuze gelaatsuitdrukking is veroorzaakt is door een wespensteek, verdwijnt mijn vriendin direct achter een schuifdeur alwaar ze wordt platgelegd en -gespoten.
Grappig hoe mensen meteen een stuk minder intelligent over komen wanneer onverstaanbaar gebazel gepaard gaat met een met een onderbeet waarmee menig buldog in de prijzen zou vallen.
“Ze is eigenlijk heel knap hoor…” probeer ik nog.
Na een verblijf van ruim 3 uur stappen we met een zak pillen in de tanktas weer op de motor.
Het gevaar is geweken, de zwelling nog niet.
Opnieuw neem ik haar hoofd in mijn handen. Ik druk een kus op haar gevoelloze onderlip.
Dit keer zonder daarna op de grond te spugen.