Het jaar loopt weer op z’n eind. Zoals elk jaar, wanneer de gillende keukenmeiden en het Abba-geschal naderen, betrap ik mijzelf op een gewoonte. Ik besluit, net als vorig jaar rond deze tijd, dat ik te klein behuisd ben. Iets concreter: mijn kledingkast puilt uit.
Als ik een shirt wil pakken, komen er drie truien en een vest waar zelfs Sieneke niet in gezien wil worden, mee naar beneden.
Dit kan zo niet langer.
Mijn alles-of-niets-mentaliteit dwingt me om op een enigszins wilde doch rigoureuze wijze met uitgestoken armen alle planken leeg te vegen. De chaos is compleet.
Juist dan gaat de bel. De weg van kast naar voordeur is versperd door een lawine van katoen, wol, nylon (ja heus) en denim. Op één been (als gevolg van enkele breuken in het andere) baan ik me hinkend, zwetend en zwaaiend een weg naar de voordeur.
“Choedenavond! Ik ben bezorcher van Bossche Omroep en wens u geloekkige nieuwe jaar!”
Trots wordt mij een geprint nieuwjaarskaartje van het betreffende huis-aan-huisblad in handen gedrukt. Achter een enorme snor gaat een evenzo grote glimlach schuil. Een volwassen man met een blij geverfd spaarvarken in de hand kijkt me hoopvol aan. Ik strompel dezelfde route terug richting mijn eigen spaarvarken. Ik schud er een euro uit en strompel terug. Terwijl het zweet inmiddels tussen mijn borsten richting mijn navel sijpelt vraag ik me af of ik De Bossche Omroep eigenlijk wel krijg…
Wat maakt het uit? De trotse man en zijn porseleinen varken maken mijn hele kledingrazzia tot een de meest onbenullige activiteit van 2010. Binnen no time staan er drie vuilniszakken met kleding bij de voordeur.
Niet kleren maar een grote snor en fleurig spaarvarken op de arm maken de man.
“Geloekkige nieuwe jaar!”