Ik rij naar huis. De zon staat laag aan de horizon, de lente komt eraan. In de berm komt het een en ander al voortijdig tot bloei. Ik voel wat ik zie. Ik sta ook in bloei. In de bloei van mijn leven. 29 lentes jong, de leukste baan die ik me kan wensen, een prille liefde die thuis op me wacht en een bataljon aan fijne vrienden en familie. Vandaag kan ik uitzonderlijk vroeg weg van mijn werk. Deze week ga ik het zeker halen; mijn hockeytraining. Sinds een half jaar ben ik keeper van dames 2 van de grootste en wellicht de gezelligste kak-club in Brabant. Dat laatste kan ik niet met zekerheid zeggen omdat ik geen enkele ervaring heb bij andere clubs omdat ik onlangs (tot mijn eigen verbazing) gedebuteerd ben in deze sport.
Omdat ik sinds kort een sportieve hobby heb (het werd tijd), heb ik besloten om die lijn lekker radicaal door te voeren door minder koffie te drinken, te stoppen met roken en (om te voorkomen dat ik voor het einde van het hockeyseizoen uit mijn nieuwe gesponsorde pakje knap) ook maar minder te snaaien.
De muziek in de auto maakt me vrolijk en ik denk aan de motorvakantie die in het verschiet ligt, samen met die prille liefde. Ein-de-lijk- een motorvakantie, ik heb er altijd van gedroomd maar het kwam er steeds niet van. Nu wel. Het leven lacht me toe en niets is onmogelijk.
Ik open mijn ogen en het beeld vult zich met roestig staal. Nog voor ik me realiseer wat er gebeurt kom ik met een klap tot stilstand. Ik wil de auto uit maar dat gaat niet. Ik kijk naar mijn benen en zie waarom. Het eerste wat ik denk: KUT! De motorvakantie! Als ik heel veel uren later mijn ogen open doe in het ziekenhuis is mijn kamer gevuld met een ieder die me lief is. In deze samenstelling heb ik meestal een whiskey-cola in mijn hand, deze keer een morfinepomp. Ik druk herhaaldelijk op het knopje en ik laat nadrukkelijk weten dat ik het super gezellig vind dat iedereen er is. “Wat leuk!!” “Echt zó gezellig!” “Hoe is het met jullie?” Mijn gasten kijken beduidend minder vrolijk en zelfs ietwat zorgelijk. Ik stel ze gerust door te zeggen dat er een maximum is ingesteld op de pomp. “Na vijf keer drukken komt er niks meer uit hoor!”, hoor ik mezelf zeggen. “Wie wil er wat drinken?”
Op dat moment weet ik niet dat deze uitzonderlijke groep vrienden al de hele nacht bij mijn moeder thuis heeft doorgebracht. Het had ze aan niets ontbroken, ze had zelfs voor iedereen worstenbroodjes gemaakt. Uren hebben ze gewacht op een telefoontje uit het ziekenhuis over de uitkomst van de operatie.
Het is nu vijf jaar later. Het gaat goed. Veel en veel beter dan verwacht.
Eerder deze week reed ik naar huis van een te gekke klus wat ik mijn werk mag noemen. Het is vroeger dan anders. De zon schijnt laag en door de liedjes op de radio zit ik met mijn hoofd al in Vietnam. Daar gaan we binnenkort op motorreis. Ein-de-lijk! Ik heb er altijd van gedroomd maar het kwam er steeds niet van. Nu wel. De tickets zijn geboekt, niets staat ons nog in de weg. Terwijl de roestkleur van toen als een streep aan me voorbij trekt, realiseer ik me dat de geschiedenis zich herhaalt.
Vanavond sta ik met die prille liefde van toen te koken. We verkneukelen ons op een avondje bankhangen en ik kan stiekem niet wachten op morgen. Morgen ga ik mijn nieuwe motor ophalen. De zijspan is verkocht want ik kan weer op twee wielen rijden. Met een tevreden plof landen we samen op de bank. De deurbel gaat. Het is mijn lieve moedertje. Ze komt zomaar even langs. Dan staan er ineens nog twee meiden in de keuken. En nog twee en nog twee…ze hebben stuk voor stuk een hele goede reden voor hun aanwezigheid op dat moment en ik vermoed niets. Ik gil het uit van het toeval waarvan ik plots getuige ben. “Hoe gezellig! Najaaa wat leuk!” “Wie wil er iets drinken?” Sneller dan ik het me kan realiseren vult de kamer zich met iedereen die me lief is. Maar ik snap niet waarom? Ben ik weer iets vergeten? Ik vraag me af of ik me daarvoor moet schamen. Voor wie is dit feest eigenlijk? Wat heb ik gemist? Wat valt er vanavond te vieren? Ik ben met stomheid geslagen als me duidelijk gemaakt wordt dat ikzelf reden voor een feestje blijk te zijn.
“Het ongeluk is nu vijf jaar geleden. Je leeft en niemand had gedacht dat het zó goed zou komen. Dus: feest!”
Verdoofd van de verrassing en me afvragend waar ik dit in godsnaam aan verdiend heb sta ik sprakeloos met een whiskey-cola in mijn hand.
De geschiedenis herhaalt zich, de toekomst hopelijk ook.